De kostendelersnorm betekent dat als u uw woning deelt met meer volwassenen, uw bijstandsuitkering daarop wordt aangepast. Hoe meer personen die bij u wonen waarop de kostendelersnorm van toepassing is, hoe lager uw bijstandsuitkering. De reden hiervoor is dat als er meer personen in één woning wonen, zij de woonkosten kunnen delen. Personen onder de 27 jaar tellen niet mee als kostendelende medebewoner.
Dat is afhankelijk van uw situatie.
Indien u voor 1 januari 2015 werkte ingevolgde Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en daarmee bent doorgegaan na 1 januari 2015 behoudt u uw rechten en plichten. In deze situatie verandert er dus niets.
Er worden echter geen mensen meer toegelaten tot de sociale werkvoorziening na 1 januari 2015. Wellicht dat u in aanmerking kan komen voor . Indien u meer informatie wenst kunt u zich het beste tot uw gemeente wenden.
De kostendelersnorm geldt voor volwassenen die samen een woning delen. Dit heet een meerpersoonshuishouden. Dit kan bijvoorbeeld een gezin zijn met twee ouders en een aantal volwassen inwonende kinderen. Er kan ook nog een inwonende (groot)ouder bij horen, een broer of zus, neef of nicht. Of de partner van de volwassen zoon of dochter.
Voor de kostendelersnorm maakt het niet uit of u getrouwd bent en of u familie bent van elkaar. Het maakt ook niet uit waarom u een woning deelt. Als één van u bijvoorbeeld zorg nodig heeft en door de ander wordt verzorgd, dan geldt
de kostendelersnorm ook. De voordelen van woningdelen staan los van de redenen waarom u samenwoont. Daarom geldt de kostendelersnorm in alle meerpersoonshuishoudens.
De kostendelersnorm betekent dat als u uw woning deelt met meer volwassenen, uw bijstandsuitkering daarop wordt aangepast. Hoe meer personen die bij u wonen waarop de kostendelersnorm van toepassing is, hoe lager uw bijstandsuitkering. De reden hiervoor is dat als er meer personen in één woning wonen, zij de woonkosten kunnen delen. Personen onder de 27 jaar tellen niet mee als kostendelende medebewoner.
Dat is afhankelijk van uw situatie.
Indien u voor 1 januari 2015 werkte ingevolgde Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en daarmee bent doorgegaan na 1 januari 2015 behoudt u uw rechten en plichten. In deze situatie verandert er dus niets.
Er worden echter geen mensen meer toegelaten tot de sociale werkvoorziening na 1 januari 2015. Wellicht dat u in aanmerking kan komen voor . Indien u meer informatie wenst kunt u zich het beste tot uw gemeente wenden.
De kostendelersnorm geldt voor volwassenen die samen een woning delen. Dit heet een meerpersoonshuishouden. Dit kan bijvoorbeeld een gezin zijn met twee ouders en een aantal volwassen inwonende kinderen. Er kan ook nog een inwonende (groot)ouder bij horen, een broer of zus, neef of nicht. Of de partner van de volwassen zoon of dochter.
Voor de kostendelersnorm maakt het niet uit of u getrouwd bent en of u familie bent van elkaar. Het maakt ook niet uit waarom u een woning deelt. Als één van u bijvoorbeeld zorg nodig heeft en door de ander wordt verzorgd, dan geldt
de kostendelersnorm ook. De voordelen van woningdelen staan los van de redenen waarom u samenwoont. Daarom geldt de kostendelersnorm in alle meerpersoonshuishoudens.
Als u dus werk wordt aangeboden en u weigert dit aan te nemen, dan kan de gemeente uw uitkering (tijdelijk) verlagen. Blijft u werk weigeren dan kan de gemeente uitkering tijdelijk stopzetten.
Hoe meer volwassen personen tot een meerpersoonshuishouden behoren, hoe lager de bijstandsuitkering per uitkeringsgerechtigde. In onderstaande tabel ziet u de hoogte van de bijstandsuitkering in percentages per huishoudtype. Hierbij staat 100% voor de bijstandsuitkering voor gehuwden en samenwonenden:
Huishoudtype | Rekennorm 21 tot pensioengerechtigde leeftijd |
Tweepersoonshuishouden | 50% |
Driepersoonshuishouden | 43,33% |
Vierpersoonshuishouden | 40% |
Vijfpersoonshuishouden | 38% |
Zespersoonshuishouden | 36,66% |
Dus bij een huishouden met vier meetellende personen krijgt elke persoon die recht heeft op een bijstandsuitkering een uitkering van maximaal 40% van de gehuwdennorm. Bovenstaande tabel stopt bij een zespersoonshuishouden,
maar de kostendelersnorm geldt ook voor huishoudens met nog meer personen.
Niet alle volwassenen tellen mee voor de kostendelersnorm. Wie tellen niet mee?
Inwonende kinderen die naar school gaan of studeren tellen dus niet mee voor uw bijstandsuitkering. Inwonende kinderen van 27 jaar of ouder die niet studeren tellen wél mee. Verhuurt u een kamer aan iemand die daarvoor aan u een normale huurprijs betaalt? Dan telt deze persoon niet mee. U moet een zuiver commerciële relatie hebben met deze persoon. Een normale huurprijs is een huurprijs die kortgezegd overeenkomt met de huurprijs voor vergelijkbare, commercieel verhuurde woonruimtes.
Dat staat in de Participatiewet.
Het college is op grond van artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet verantwoordelijk voor het ondersteunen van de gemeentelijke doelgroep bij arbeidsinschakeling. Werkgevers komen in aanmerking voor loonkostensubsidie als zij mensen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie in dienst nemen of binnen 6 maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Zie artikel 10d Participatiewet.
Wanneer u kunt aantonen dat u een zuiver commerciële relatie heeft met uw huisgenoten, worden zij niet meegerekend als kostendeler. Tijdens de beoordeling of er sprake is van commerciële relatie, wordt er onder andere gekeken of u een commerciële huurprijs betaald. Een commerciële huurprijs is een huurprijs die overeenkomt met de huurprijs voor vergelijkbare, commercieel verhuurde woonruimtes. U moet een huurovereenkomst waarin de huurprijs en jaarlijkse verhoging staan beschreven en een bewijs van huurbetaling overleggen.
Als er sprake is van bloed- of aanverwantschap in de 1ste of 2de graad dan is er nooit sprake van een commerciële relatie. In dit geval berekenen wij uw uitkering volgens de kostendelersnorm.
Onder 1e graads familieleden horen:
Onder 2e graads familieleden horen:
Dat kan. Bij de aanvraag van de bijstandsuitkering zal de gemeente kijken naar de overwaarde van uw woning. Als dit meer is dan een bepaald bedrag wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening. Zie voor meer informatie U heeft een eigen huis.
Zodra het bedrag onder de vermogensgrens zakt krijgt u een gewone bijstandsuitkering. De lening betaalt u terug zodra u weer voldoende eigen inkomsten heeft.
De bijzondere bijstand is een uitkering die bedoeld is om extra of hoge kosten mee te kunnen betalen. U kunt alleen bijzondere bijstand krijgen als de kosten voor u bijzonder en noodzakelijk zijn en als u de kosten niet (geheel) zelf kunt betalen uit een andere uitkering of regeling of uit uw inkomen en vermogen. Om te bepalen of u de kosten zelf uit uw inkomen en vermogen kunt betalen, wordt uw draagkracht vastgesteld door de gemeente. U kunt recht hebben op bijzondere bijstand voor allerlei kostensoorten, zoals bijvoorbeeld medische kosten en woonkosten. Klik hier voor meer informatie.
Jongeren tot 27 jaar moeten eerst 4 weken hun mogelijkheden onderzoeken tot werk en scholing. Hiervan moeten bewijsstukken worden overleg bij de gemeente, waaronder documenten waaruit blijkt dat geen reguliere scholing meer mogelijk is.
Na 4 weken wordt uw aanvraag in behandeling genomen. In principe ontstaat uw recht op bijstand dan vanaf de datum dat u zich voor het eerst gemeld heeft bij de gemeente, dus bij aanvang van de zoekperiode. Als u samenwoont met een partner die ouder dan 27 jaar is, krijgt u direct (een voorschot op) uw bijstandsuitkering (indien u daar recht op heeft),terwijl de zoekperiode van vier weken eveneens van toepassing is.
Uitzondering
De zoektermijn geldt niet voor jongeren jonger dan 27 jaar die:
In sommige gevallen ontvangt u (tijdelijk) geen huurtoeslag. U heeft dan mogelijk recht op bijstand. Bijstand voor de kosten van huur wordt ook wel woonkostentoeslag genoemd. De woonkostentoeslag is bedoeld als vangnet voor situaties waarin u (nog) geen recht heeft op huurtoeslag. Om recht te hebben op bijzondere bijstand voor de kosten van huur moet u in ieder geval voldoen aan de voorwaarden voor het recht op bijzondere bijstand. Klik hier voor meer informatie.
Ja, de waarde van uw auto wordt meestal meegeteld bij uw vermogen. Als u een te hoog vermogen heeft, dan heeft u geen recht op bijstand. Klik hier voor meer informatie.
U mag tijdens de bijstand vakantie in Nederland houden (buiten uw gemeente). U bent meestal wel verplicht om (langdurig) verblijf buiten uw gemeente aan uw gemeente te melden. Voor verblijf in het buitenland (bijvoorbeeld voor vakantie of familiebezoek) geldt een maximale termijn. Verblijft u langer dan toegestaan in het buitenland, dan heeft u vanaf het moment dat u langer dan toegestaan in het buitenland verblijft, geen recht meer op bijstand. De gemeente kan dan uw bijstandsuitkering beëindigen. Ook een verblijf in het buitenland moet u melden bij de gemeente. Zie verder "U gaat op vakantie".
Als u en/of iemand uit uw gezin eigenaar is van een Woning en u kunt niet in uw levensonderhoud voorzien, dan kunt u wel recht hebben op een bijstandsuitkering. Van belang is dat u aan de voorwaarden voor bijstand voor een bijstandsuitkering voldoet. Een van deze voorwaarden is dat u niet te veel vermogen mag hebben. Een eigen huis wordt beschouwd als een onderdeel van uw vermogen. Uw gemeente zal dan ook beoordelen hoeveel vermogen er in uw woning zit. Uw gemeente kijkt hierbij naar de overwaarde van uw huis. Zie verder "U heeft een eigen huis". Boven een bepaalde vermogensgrens wordt in deze gevallen Leenbijstand verleend.
Als u bijstand aanvraagt of ontvangt, is uw leefsituatie van belang voor de hoogte van uw bijstandsuitkering. De bijstand onderscheidt drie leefsituaties: alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin. Woont u samen, dan kunt u voor de bijstand soms worden aangemerkt als gehuwd en dus niet als alleenstaande. Daarvoor is geen liefdesrelatie vereist. Zie verder “U woont (niet langer) samen”.
Woont u samen met uw broer, zuster, grootouder of kleinkind en heeft een van u zorg nodig, dan worden u en degene die in hetzelfde huis woont ieder aangemerkt als alleenstaande.
Als u samenwoont kan de kostendelersnorm van toepassing zijn. Zie verder Kostendelersnorm.
De individuele inkomenstoeslag is een eenmalige uitkering voor wie langdurig heeft moeten rondkomen van een laag inkomen.
Zie verder “U heeft niet genoeg geld om van te leven”.
Als u stopt met samenwonen, dan verandert uw leefsituatie. Dit kan gevolgen hebben voor uw recht op een bijstandsuitkering. U kunt door uw nieuwe leefsituatie een lagere bijstandsuitkering ontvangen of geen recht meer hebben op een bijstandsuitkering.
Klik hier voor meer informatie.
Onder bepaalde omstandigheden kunt u een ontheffing van de arbeidsverplichting krijgen. Omdat u zorgtaken heeft, of omdat er medische redenen zijn. Deze ontheffing kan tijdelijk zijn of voor altijd.
Als u een tijdelijke ontheffing krijgt, moet u altijd meewerken aan uw traject naar werk. Zodat u weer aan de slag kunt als de tijdelijke ontheffing is afgelopen.
Alleenstaande ouders
Alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar moeten zoeken naar betaald werk of een tegenprestatie doen. U moet dan wel voldoende geschoold zijn en er moet oppas voor de kinderen zijn. Als uw kinderen jonger zijn dan 5 jaar, kunt u een tijdelijke ontheffing aanvragen van de arbeidsverplichting. Als u dan een ontheffing krijgt is de voorwaarde dat u een scholing volgt. Zolang u deze scholing volgt hoeft u niet te zoeken naar betaald werk en hoeft u geen tegenprestatie te doen.
U ontvangt officieel bericht van de gemeente over deze tegenprestatie. Bent u het met deze tegenprestatie niet eens, dan kunt u hier tegen Bezwaar maken bij de gemeente.
Als binnenschipper kunt u als zelfstandige worden gezien. U heeft dan geen recht op een bijstandsuitkering. U kunt mogelijk wel in aanmerking komen voor een Bbz-uitkering. Als u niet als zelfstandige kan worden gezien, dan kunt u wel recht hebben op een bijstandsuitkering. In uw situatie gelden wel speciale regels voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. Klik hier voor meer informatie.
De gevolgen van een co-ouderschap zijn dat onder andere dat er andere regels gelden voor de hoogte van uw bijstandsuitkering en de hoogte van uw maximaal toegestane vermogen. Klik hier voor meer informatie.
Bent u jonger dan 18 jaar, dan zijn uw ouders nog financieel verantwoordelijk voor u. U heeft dan in principe geen recht op bijstand. Hierop kan de gemeente een uitzondering maken als er sprake is van zéér dringende redenen. Klik hier voor meer informatie.
Klik hier voor meer informatie.
Bent u jonger dan 18 jaar, dan zijn uw ouders nog financieel verantwoordelijk voor u. U heeft dan in principe geen recht op bijstand. In een aantal situaties kan de gemeente van deze regels afwijken. Klik hier voor meer informatie.
Het recht op bijstand wordt in principe per maand vastgesteld. De bijstandsuitkering wordt in principe ook maandelijks aan u betaald, exclusief het vakantiegeld. Het vakantiegeld bouwt u apart op en wordt in principe eenmaal per jaar aan u betaald.
Klik hier voor meer informatie.
Als u duurzaam gescheiden bent, dan bent u officieel nog getrouwd. In werkelijkheid woont u niet meer bij elkaar en leiden u en uw partner allebei een eigen leven alsof u niet meer getrouwd bent. Tenminste één van u verwacht dat deze situatie blijvend is. In de volksmond wordt dit ook wel een scheiding van tafel en bed genoemd.
Uw gemeente kan onderzoeken of u daadwerkelijk gescheiden leeft. Het enkele feit dat u beiden in een andere woning verblijft, is niet voldoende om vast te stellen dat u duurzaam gescheiden leeft. Er wordt ook naar andere feiten en omstandigheden gekeken, zoals bijvoorbeeld een gezamenlijke vakantie of u soms wel nog samen in de woning van een van u woont, of u een sleutel van de woning van uw partner heeft en of u bij bepaalde instanties nog (samen) staat ingeschreven op het adres van uw partner. Als uw gemeente vindt dat u duurzaam gescheiden leeft, dan kunt u ieder worden aangemerkt als alleenstaande of alleenstaande ouder. Klik hier voor meer informatie.
Als u een bijstandsuitkering ontvangt, moet u zich aan de volgende verplichtingen houden:
Zie verder "Verplichtingen".
De gemeente is verplicht om deze subsidie te verstrekken als u tot de doelgroep behoort en aan het werk gaat. Het vaststellen van een subsidieplafond voor het verstrekken van de subsidie is om die reden dan ook niet toegestaan.
De kostendelersnorm is in beginsel van toepassing als u met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Er moet dan ook worden beoordeeld of sprake is van 'dezelfde woning'.
De mantelzorgwoning kan worden aangemerkt als 'dezelfde woning' als in de mantelzorgwoning geen essentiële woonvoorzieningen aanwezig zijn (denk bijvoorbeeld aan een toilet, badkamer en keuken) en de woonruimte niet betreden kan worden zonder gebruik te hoeven maken van een ingang van de andere woning.
Zijn de essentiële woonvoorzieningen in de woning wel aanwezig, waardoor eigenlijk sprake is van een zelfstandige woning en de bewoner dus niet afhankelijk is van een andere woning, dan is de kostendelersnorm niet van toepassing. Het moet daarbij ook gaan om een eigen ingang. Bij de beoordeling of sprake is van dezelfde woning is de feitelijke situatie doorslaggevend.
Over het algemeen geldt dat u na u 65e in uw levensonderhoud kunt voorzien omdat u een AOW-uitkering en eventueel een pensioen heeft. Als u door omstandigheden geen volledige AOW-uitkering heeft en dit niet kunt aanvullen met een pensioen, dan kunt u recht hebben op bijstand, de zogenaamde inkomensvoorziening ouderen. Deze vult uw inkomen aan tot het niveau van de AOW-uitkering. Als u in een inrichting verblijft, dan gelden andere regels. Klik hier voor meer informatie.
U heeft alleen recht op bijstand als u zelf onvoldoende inkomen of vermogen heeft om in uw levensonderhoud te voorzien. Als u inkomsten heeft, dan worden deze op uw uitkering in mindering gebracht. Klik hier voor meer informatie.
De bijstandsuitkering wordt in principe maandelijks aan u uitbetaald, exclusief vakantiegeld. Dit houdt in dat van uw uitkering steeds 5% wordt gereserveerd voor uw vakantiegeld. Klik hier voor meer informatie.
Als u zelfstandige bent en bijstand nodig heeft, kunt u mogelijk in aanmerking komen voor een Bbz-uitkering. Dat is een speciale bijstandsuitkering voor zelfstandigen. De uitkering kan bestaan uit geld voor uw levensonderhoud en bedrijfskapitaal. Als u een Bbz-uitkering ontvangt, heeft u geen recht op een 'gewone' bijstandsuitkering.
Ook als u vanuit de bijstand zelfstandige wilt worden, kunt u mogelijk een beroep doen op de Bbz. Aanvragen kan bij uw gemeente. Klik hier voor meer informatie.
Het is mogelijk dat u een onvolledige AOW-uitkering heeft, omdat u een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond. Alleen als u een onvolledige AOW-uitkering heeft én u geen of onvoldoende aanvullend pensioen heeft opgebouwd, dan kunt u recht hebben op een aanvullende bijstandsuitkering, de aanvullende inkomensvoorziening ouderen. Het is van belang dat u (nog steeds) aan de voorwaarden voldoet. Klik hier voor meer informatie.
De studietoeslag is een extra bedrag dat u kunt ontvangen als u een arbeidshandicap heeft, waardoor het moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Studietoeslag wordt uitbetaald door de gemeenten. U moet een verzoek om studietoeslag indienen bij de gemeente waaronder uw woonplaats valt.
U moet studiefinanciering of een tegemoetkoming scholieren ontvangen. Daarnaast mag u geen recht hebben op een Wajong-uitkering.
Zie In het kort voor meer informatie.
Uw bezwaarschrift moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:
Bijzondere bijstand is een uitkering waarmee u extra of hoge kosten kunt betalen. U moet aan de voorwaarden voldoen om recht te hebben op bijzondere bijstand. Zo moet u bijvoorbeeld Nederlander zijn of hiermee gelijkgesteld kunnen worden. Ook aan uw kosten worden eisen gesteld: ze moeten bijvoorbeeld wel noodzakelijk zijn en niet door een andere regeling worden vergoed. U kunt bijzondere bijstand aanvragen bij de gemeente in uw woonplaats.
De bijstand is nooit hoger dan de kosten waar u bijzondere bijstand voor aanvraagt en er kan een maximumvergoeding of richtprijs gelden. Soms ontvangt u bijzondere bijstand niet in geld, maar in de vorm van spullen of diensten. Dit wordt bijstand in natura genoemd.
Heeft u ten onrechte of te veel bijzondere bijstand ontvangen, dan kan de gemeente u verplichten die (gedeeltelijk) terug te betalen.
U kunt voor heel veel verschillende kosten bijzondere bijstand krijgen. Daarbij gelden een aantal voorwaarden:
De kosten moeten noodzakelijk zijn. Dat wil zeggen dat u die kosten móet maken. In sommige gevallen moet een arts of een andere deskundige die noodzaak vaststellen.
U moet eerst alle andere mogelijkheden hebben geprobeerd om de kosten vergoed te krijgen. Soms hebt u een afwijzing van een andere regeling nodig om bijzondere bijstand aan te kunnen vragen.
De kosten moeten in Nederland zijn gemaakt
Klik hier om te bekijken of u recht heeft op bijzondere bijstand voor specifieke kosten.
Nee, de gemeente is niet altijd verplicht om alle stukken in uw dossier te laten inzien en te kopiëren. U heeft het recht om aan de gemeente te vragen om een overzicht van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. Ook kunt u de gemeente vragen om uw dossier in te zien en/of om kopieën van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. De gemeente kan voor het maken van de kopieën een kleine bijdrage vragen. De rapportage is eigendom van de gemeente.
Als in uw dossier mededelingen van derden zitten, worden deze ter bescherming van deze derden niet altijd getoond. Aan de derden wordt in principe eerst om toestemming gevraagd. Denk daarbij aan (anonieme) tips, ook wel klikbrieven, maar ook aan informatie van medische aard. Zie Inzage in uw dossier voor meer informatie.
Een voorschot op (periodieke) bijzondere bijstand wordt alleen verleend als uw situatie dit noodzakelijk maakt. De gemeente zal dus eerst uw individuele omstandigheden bekijken, voordat ze beslist of u een voorschot op de bijzondere bijstand krijgt of niet.
Voor het recht op bijzondere bijstand is van belang dat u Nederlander bent. Bent u geen Nederlander dan kunt u toch recht op bijzondere bijstand hebben als u met een Nederlander gelijkgesteld kunt worden. Zie Bijstand & nationaliteit voor meer informatie.
Heeft u schulden, dan heeft u in principe geen recht op bijzondere bijstand voor het betalen van uw schulden. Dit zijn namelijk geen noodzakelijke kosten van het bestaan. In vier gevallen is het mogelijk dat u bijzondere bijstand ontvangt om uw schulden mee te betalen. Klik hier om te lezen welke gevallen dat zijn.
Bent u jonger dan 18 jaar? Dan zijn uw ouders financieel verantwoordelijk voor u. U heeft in principe geen recht op bijzondere bijstand. Alleen op grond van zeer dringende redenen kunt u als u jonger bent dan 18 jaar toch recht hebben op bijzondere bijstand (zie voor meer informatie hierover U bent jonger dan 18 jaar. Daarnaast moet vaststaan dat uw behoefte aan bijzondere bijstand op geen enkele andere manier kan worden verholpen.
Als u bijzondere bijstand aanvraagt, dan bent u verplicht zich te legitimeren met een geldig legitimatiebewijs. Ook als u al een bijstandsuitkering of bijzondere bijstand ontvangt, dan bent u verplicht zich te legitimeren als u dit gevraagd wordt.
Een geldig legitimatiebewijs is een identiteitsbewijs dat uw nationaliteit vermeldt, zoals:
Een andere wijze van legitimeren is niet toegestaan. U kunt zich dus niet legitimeren met bijvoorbeeld een rijbewijs. Uw gemeente kan zelf bepalen wat er gebeurt als u geen of geen geldig identiteitsbewijs heeft. Klik hier voor meer informatie.
Als u bijstand wilt aanvragen, dan moet u dit doen bij de gemeente in uw woonplaats. Uw woonplaats is de plaats waar u gelet op alle omstandigheden daadwerkelijk woont. Niet van belang is dat uw woonruimte een huis is. U kunt ook wonen in bijvoorbeeld een (huur-)kamer, een caravan of een woonboot. Als u geen vaste woonplaats heeft, dan moet u de bijstand aanvragen in de plaats waar u daadwerkelijk verblijft. Klik hier voor meer informatie.
Als u periodieke bijzondere bijstand ontvangt, dan mag uw gemeente regelmatig onderzoeken of u (nog) recht heeft op bijstand. Een onderzoek tijdens de bijstand wordt ook wel een "heronderzoek" genoemd. Tijdens het gesprek kunt onder andere de volgende onderwerpen verwachten:
Zie Heronderzoek voor meer informatie.
Ontvangt u bijzondere bijstand in natura, dan krijgt u rechtstreeks een product of dienst. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld een verzekering voor u afsluiten of u bepaalde goederen verstrekken. Als u bijzondere bijstand in natura ontvangt, krijgt u dus geen geld.
Ontvangt u bijzondere bijstand, dan kan uw gemeente u verplichten deze bijstand te gebruiken voor het doel waarvoor u de bijstand heeft gekregen. Als uw gemeente u bijvoorbeeld bijzondere bijstand toekent voor de aanschaf van een bril, kan uw gemeente u verplichten deze bijzondere bijstand ook daadwerkelijk te gebruiken voor de aanschaf van een bril.
Die verplichting wordt ook wel de bestedingsverplichting genoemd. Uw gemeente kan u in het kader van de bestedingsverplichting verplichten binnen een bepaalde termijn een betalingsbewijs te overleggen.
Als uw gemeente heeft besloten dat u recht heeft op bijzondere bijstand, dan zal zij zo snel mogelijk over gaan tot uitbetaling van de bijstand. Wanneer u de kosten uitbetaald krijgt, hangt af van het soort bijzondere bijstand dat aan u is toegekend. Klik hier voor meer informatie.
Bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend (ook wel: leenbijstand) zal op enig moment moeten worden terugbetaald. De gemeente zal u over het terugbetalen van de bijstand informeren in de beslissing over het toekennen van de bijstand in de vorm van een geldlening. Als de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, dan kan de gemeente aan u (meteen of soms pas later) bepaalde verplichtingen in verband met de geldlening opleggen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld aflossingsverplichtingen. Als u deze verplichtingen niet nakomt, dan kan de gemeente u verplichten om (het restant van) de geldlening direct terug te betalen. Klik hier voor meer informatie.
Als u een woonvoorziening aanvraagt, moet u zich aan drie verplichtingen houden:
Wilt u meer weten over deze verplichtingen, zie Stap 3: Onderzoek voor meer informatie.
Als u beperkingen in uw woning ondervindt, dan kan uw gemeente besluiten deze beperkingen te verminderen of op te heffen door het aanpassen van uw woning. De kosten van een aanpassing kunnen soms flink oplopen. Uw gemeente zal daarom meestal onderzoeken of een verhuizing naar een andere woning niet een goedkoper alternatief is voor een dure aanpassing aan uw huidige woning. Er kan immers een woning voor u beschikbaar zijn die al is aangepast of die gemakkelijker is aan te passen dan uw huidige woning. Verhuizen kan in dat geval voorrang hebben. Dit wordt ook wel het primaat van de verhuizing genoemd. Met het primaat van verhuizing wordt bedoeld dat de gemeente u de voorziening van verhuizing (bijvoorbeeld een verhuiskostenvergoeding) en eventueel inrichting verstrekt in plaats van voorzieningen die uw huidige woning aanpassen, als dat de goedkoopst compenserende oplossing is. Klik hier voor meer informatie.
Nee, u kunt geen vergoeding voor de kosten van verhuizing naar een Wlz-instelling krijgen van de gemeente.
Hoofdregel
De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren als u aanspraak heeft op verblijf in een Wlz-instelling.
Uitzondering
Voor gemeenten geldt in 2016 een uitzondering op bovenstaande hoofdregel wanneer u een Wlz-indicatie heeft, maar thuis woont in plaat van in een Wlz-instelling De gemeente moet in die situatie u wel hulpmiddelen en woningaanpassingen verstrekken. Deze uitzondering geldt echter niet voor een verhuiskostenvergoeding.
Ja, dat mag de gemeente, dat is geregeld in de Wmo 2015.
Onderbouwing
In de Wmo 2015 is geregeld dat de eigenaar van de woning een noodzakelijke woningaanpassing die door de gemeente of de cliënt wordt aangebracht moet accepteren.
De eigenaar van de woning moet wel de mogelijkheid worden gegeven zijn mening te geven over de aanpassing. Verder is geregeld dat niet de eigenaar de woningaanpassing moet aanbrengen, maar de gemeente of de cliënt zelf.
Bij het vertrek van de cliënt hoeft de woningaanpassing niet door de gemeente of de cliënt te worden verwijderd.
De redactie van Antwoord op vestigt eenmaal per twee weken de aandacht op een veelgestelde vraag. Dat is deze keer de volgende:
Kan een bedsteun een Wmo-voorziening zijn?
Nee, een bedsteun wordt niet toegekend vanuit de Wmo. Verstrekking vindt plaats vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Wat is een bedsteun?
Met behulp van een bedsteun, of bed opstahulp, wordt je ondersteund om vanuit een liggende positie in een zittende positie te komen. Er zijn verschillende varianten van de bed opstahulp. De elektrisch aangedreven varianten kun jezelf een verzorger bedienen. De bed opstahulp kan een belangrijk hulpmiddel zijn om zelfredzaam te blijven.
Verstrekking vanuit de Zvw
Hulpmiddelen voor het zelfstandig in en uit bed komen -waaronder ook de bed opstahulp valt- worden verstrekt als sprake is van verzorging en verpleging op bed of wanneer het gebruik daarvan strekt tot behoud van de zelfredzaamheid.
Voorgaande geldt eveneens voor de volgende hulpmiddelen:
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening. Klik hier voor meer informatie.
Een losse woonunit kan variëren van een soort porto cabine met slaapkamer en natte cel tot een natte cel die aan een tuin- of keukendeur wordt gekoppeld.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt. Het is mogelijk dat uw gemeente u bij de verstrekking van een voorziening in natura een bijdrage in de kosten vraagt. Dat kan niet bij het verstrekken van een rolstoel.
U heeft het recht om aan de gemeente te vragen om een overzicht van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. Ook kunt u de gemeente vragen om uw dossier in te zien en/of om kopieën van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. De gemeente kan voor het maken van de kopieën een kleine bijdrage vragen. Er gelden wel regels voor de inzage van uw dossier. Zie Inzage in uw dossier voor meer informatie.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van :
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bhet normale gebruik van de woning. Een huisgenoot kan u wellicht ook helpenmet klusjes in uw woning of bij het verplaatsen in uw woning.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikel 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) kunnen hulpmiddelen worden verstrekt die compensatie bieden voor beperkingen bij het veranderen en handhaven van lichaamshouding. Voorbeelden van die hulpmiddelen zijn:
Transferhulpmiddelen worden op grond van de Zvw alleen verstrekt als het gaat om zorg voor een beperkte of onzekere duur.
Een transerhulpmiddel valt dus onder de Zvw als dit nodig is voor een beperkte of onzekere duur. Als je een transferhulpmiddel voor een beperkte of onzekere duur nodig hebt, dan kan de gemeente je verwijzen naar je zorgverzekeraar. Bij langdurend gebruik vallen transferhulpmiddelen niet onder de Zvw en kan het hulpmiddel onder de compensatieplicht van het college op grond van de Wmo 2015 vallen.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op het normale gebruik van de woning. Een huisgenoot kan u wellicht ook helpen met klusjes in uw woning of bij het verplaatsen in uw woning.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kennissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
In de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemene voorziening is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 2015) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Ja, dat kan. Er is dan sprake van een nieuwe verstrekking en er mag dus ook opnieuw een bijdrage in de kosten worden opgelegd. De termijnen voor de bijdrage in de kosten beginnen dan ook opnieuw te lopen.
Dat betekent dat ook dat de op dit moment geldende wettelijke regels en het daarbij behorende gemeentelijke beleid van toepassing is. De bijdrage in de kosten zijn niet meer gekoppeld aan een vaste periode en kan worden gevraagd zolang u gebruik maakt van de maatwerkvoorziening in natura of het persoonsgebonden budget, met als maximum de kostprijs van de voorziening. De kostprijs betekent het bedrag dat de gemeente kwijt is aan de voorziening. Er mag dus een bijdrage in de kosten worden gevraagd totdat de kostprijs van de nieuwe voorziening is bereikt.
Zie ? hier voor meer informatie.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
De gemeente kan uw voorziening in twee vormen verstrekken:
U moet bij het aanvragen van een voorziening aangeven voor welke vorm u kiest. Uitgangspunt is dat een u een maatwerkvoorziening in natura krijgt. U kunt wel vragen om een persoonsgebonden budget..
Waarschijnlijk hebben uw kennissen recht op collectief vervoer op grond van de Wmo. Veel gemeenten bieden een collectief vervoerssysteem om ervoor te zorgen dat u zich in de regio kunt verplaatsen.
Om recht te hebben op deelname aan het colectief vervoer tegen een laag tarief moet u:
Klik hier voor meer informatie.
Nee, als toerist heeft uw tante geen recht op een Wmo-voorziening. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor mensen die illegaal in Nederland verblijven of als u een inkomende grensarbeider bent. Klik hier voor meer informatie.
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk (artikel 5.2.9 Wmo 2015) dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 215) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Collectief vervoer is een vorm van openbaar vervoer speciaal gericht op mensen met beperkingen. U wordt vervoerd van deur tot deur of van deur tot een halte, bijvoorbeeld het station. U bestelt het vervoer zelf, maximaal één uur voordat u wilt vertrekken. Soms kunt u ook op bepaalde tijdstippen bij vaste haltes opstappen, bijvoorbeeld in het winkelcentrum. U kunt gebruik maken van het collectief vervoer op tijden waarop het normale openbaar vervoer ook te gebruiken is. In de praktijk is dit vaak tussen 07:00 en 23:00 uur. Het collectief vervoer is bedoeld voor reizen binnen uw gemeente en/of regio.
Een vervoersvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van de beperkingen die u ondervindt wanneer u zich lokaal en/of regionaal wilt verplaatsen. De gemeente stelt u een (vergoeding voor een) vervoersmiddel ter beschikking waarmee u zich kunt verplaatsen. Dat kan een algemene voorziening zijn, (collectief vervoer) of een andere individuele voorziening, zoals een scootmobiel.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt. Het is mogelijk dat uw gemeente u bij de verstrekking van een voorziening in natura een bijdrage in de kosten vraagt. Dat kan niet bij het verstrekken van een rolstoel.
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van :
de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen; en
een gestructureerd huishouden.
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk, dan wel door gebruik te maken van algemene voorzieningen, uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in de buurt. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld ook helpen met het verplaatsen in de buurt.
U heeft het recht om aan de gemeente te vragen om een overzicht van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. Ook kunt u de gemeente vragen om uw dossier in te zien en/of om kopieën van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. De gemeente kan voor het maken van de kopieën een kleine bijdrage vragen. Er gelden wel regels voor de inzage van uw dossier. Zie Inzage in uw dossier voor meer informatie.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikel 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
In de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemene voorziening is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in de buurt. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld ook helpen met het verplaatsen in de buurt.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kenissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
Ja, in een uitzonderlijk geval kan een hulphond onder de compensatieplicht vallen van de Wmo 2015. De kosten van een hulphond worden soms vergoed door de zorgverzekeraar. Dat geldt alleen voor:
Als de hulphond vergoed wordt vanuit de Zvw dan kan hiervoor geen beroep worden gedaan op de Wmo.
Er zijn echter meer soorten hulphonden, zoals de PTSS hulphond en de diabetes hulphond. De vraag hierbij is of een dergelijke hulphond daadwerkelijk beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie compenseert. Als de bijdrage van een hulphond nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen is, kan dat voor de gemeente een reden zijn om (de opleidingskosten van) een hulphond te weigeren.
De meeste gemeenten hebben in hun Wmo-verordening bepaald dat u alleen een aanvraag kunt indienen in de gemeente waar u woont. Uw woonplaats is de plaats waar u gelet op alle omstandigheden daadwerkelijk woont. U moet een voorziening in principe aanvragen bij de gemeente of bij een instantie die de gemeente heeft aangewezen. De gemeente kan bijvoorbeeld voorschrijven dat u een aanvraag digitaal (via internet) moet doen of dat u dit bij een bepaald (zorg)loket moet doen. Klik hier voor meer informatie.
Wilt u een maatwerkvoorziening? Uitgangspunt is dat een u een maatwerkvoorziening in natura krijgt. Er zijn 3 vormen:
U moet bij het aanvragen van een voorziening aangeven voor welke vorm u kiest. Uitgangspunt is dat een u een maatwerkvoorziening in natura krijgt. U kunt wel vragen om een persoonsgebonden budget.
Uw gemeente kan voor de hulp bij het huishouden een bijdrage in de kosten van u vragen. Ze is hiertoe echter niet verplicht. De gemeente kan de bijdrage vragen als u voor het eerst uw voorziening krijgt, maar ook als u al een voorziening heeft. Klik hier voor meer informatie.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt. Het is mogelijk dat uw gemeente u bij de verstrekking van een voorziening in natura een bijdrage in de kosten vraagt. Dat kan niet bij het verstrekken van een rolstoel.
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening.
Respijtzorg is zorg die gericht is op het (tijdelijk) ontlasten van de mantelzorger wanneer deze overbelast dreigt te raken. Iemand anders neemt dan (een deel van) de taken van de mantelzorger over. Als u (tijdelijk) geen mantelzorg kunt verlenen, bijvoorbeeld omdat u ziek bent of overbelast dreigt te raken, dan kan de gemeente een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening verstrekken.
Uw gemeente kan bepalen dat sommige voorzieningen voorrang hebben op andere. Dat betekent dat de gemeente eerst onderzoekt of deze voorzieningen uw beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voldoende compenseren. Pas als dat niet zo is, kunt u recht hebben op een andere voorziening.
Voor de Wmo is er pas sprake van mantelzorg als u langdurig zorg verleent. Met langdurige zorg wordt zorg langer dan acht uur per week gedurende minstens drie maanden bedoeld. Daarnaast moet de zorg voldoen aan de volgende voorwaarden:
Als u voldoet aan deze voorwaarden dan is er in het kader van de Wmo sprake van mantelzorg.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van :
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk, dan wel door gebruik te maken van algemene voorzieningen,uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kenissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
In de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemene voorziening is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is vrij toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikel 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk (artikel 5.2.9 Wmo 2015) dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 215) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Ja, dat kan. Er is dan sprake van een nieuwe verstrekking en er mag dus ook opnieuw een bijdrage in de kosten worden opgelegd. De termijnen voor de bijdrage in de kosten beginnen dan ook opnieuw te lopen.
Dat betekent dat ook dat de op dit moment geldende wettelijke regels en het daarbij behorende gemeentelijke beleid van toepassing is. De bijdrage in de kosten zijn niet meer gekoppeld aan een vaste periode en kan worden gevraagd zolang u gebruik maakt van de maatwerkvoorziening in natura of het persoonsgebonden budget, met als maximum de kostprijs van de voorziening. De kostprijs betekent het bedrag dat de gemeente kwijt is aan de voorziening. Er mag dus een bijdrage in de kosten worden gevraagd totdat de kostprijs van de nieuwe voorziening is bereikt.
Zie ? hier voor meer informatie.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
Nee, dat mag niet. De gemeente moet onderzoeken wat de mogelijkheden van u als cliënt zijn om o.a. met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk te komen tot verbetering van uw zelfredzaamheid. De gemeente moet dus bekijken of iemand uit uw sociale netwerk de hulp die u nodig heeft kan verlenen zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.
Van mantelzorg is geen sprake als de zorgverlener voor zijn diensten een vergoeding wilt. De gemeente mag geen rekening houden met mantelzorg die wel verleend zou kunnen worden, maar die de potentiële mantelzorger niet wil verlenen.
Nee, je kan als cliënt niet verplicht worden om een aanvullende zorgverzekering af te sluiten. Een ieder is vrij om zo'n overeenkomst te sluiten. Als je niet aanvullend verzekerd bent of als de aanvullende verzekering de noodzakelijke ondersteuning niet biedt, dan heeft moet de gemeente de noodzakelijke ondersteuning bieden.
Sommige aanvullende ziektekostenverzekeringen vergoeden bijvoorbeeld per kalenderjaar een bepaald aantal uur hulp bij het huishouden na een ziekenhuisopname of mantelzorgvervanging. Het is aan de gemeente om te onderzoeken of je als cliënt hier voor in aanmerking kunt komen. Als je beschikt over een aanvullende verzekering en benodigde ondersteuning wordt door de zorgverzekeraar vergoed vanuit de aanvullende verzekering, dan mag van je verwacht worden dat je de aanvullende verzekering aanspreekt. De gemeente hoeft in dat geval geen maatwerkvoorziening te verstrekken, omdat je als cliënt in staat bent zelf de problemen op te lossen door je aanvullende verzekering aan te spreken.
Personen die in Nederland wonen en werken zijn wettelijk verplicht om een basisverzekering op grond van de Zvw af te sluiten. Dit houdt in dat iedereen aanspraak kan maken op de zorg die onder de basisverzekering valt. Als de benodigde hulp verzekerd is via de basisverzekering mag de gemeente de aanvraag afwijzen.
U heeft het recht om aan de gemeente te vragen om een overzicht van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. Ook kunt u de gemeente vragen om uw dossier in te zien en/of om kopieën van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. De gemeente kan voor het maken van de kopieën een kleine bijdrage vragen. Er gelden wel regels voor de inzage van uw dossier. Zie Inzage in uw dossier voor meer informatie.
Een maal eigen bijdrage
Als uitgangspunt geldt dat als mevrouw zorg vanuit de Wlz ontvangt en de partner ondersteuning (bijvoorbeeld huishoudelijke hulp) dan hoeft de partner voor die ondersteuning geen eigen bijdrage te betalen. Voor mevrouw is de lage eigen bijdrage verschuldigd omdat het huishouden nog blijft bestaan nu haar partner nog thuis woont.
Twee maal eigen bijdrage Op het moment dat mevrouw in een Wlz-instelling is opgenomen is dat haar woon- en verblijfplaats. Dat betekent dat ze aanspraak kan maken op een ongehuwden AOW. Hetzelfde geldt voor de partner die in het huis blijft wonen. Als beide echtelieden een AOW voor ongehuwden ontvangen betekent dit dat beiden afzonderlijk een eigen bijdrage verschuldigd zijn.
Als u met een hulpvraag komt bij het team dat de toegang tot de Wmo 2015 vaststelt, verzamelt de medewerker uit het toegangsteam daarbij uw (persoons)gegevens en legt die vast in een dossier. Denk aan gegevens als naam, adres, woonplaats, maar ook gegevens over uw hulpvraag en gespreksverslagen. U vraagt nu om bepaalde onjuiste informatie uit het dossier te verwijderen. Moet de informatie uit het dossier verwijderd worden?
Ja, de persoon van wie de gegevens zijn opgeslagen, kan de gegevens laten corrigeren. Met 'corrigeren' wordt bedoeld:
Gaat het om verwijdering van informatie over een cliënt jonger dan 16 jaar? Dan kunnen de ouders (met gezag) hierom vragen. Zodra de cliënt 16 jaar is geworden, kan hij er zelf om vragen.
Dat hangt af van de feitelijke situatie. Van de partner met de Wlz-indicatie mag verwacht worden dat hij het deel, bedoeld voor hulp bij het huishouden, ook daaraan besteedt. De gemeente moet dus onderzoeken of er daarna nog te compenseren beperkingen bij de cliënt zijn. Met andere woorden als je als echtpaar voldoende hulp kan inkopen met het bedrag uit het Wlz-pgb, dan hoeft het college geen hulp meer op grond van de Wmo 2015 te verstrekken. Er zijn dan immers geen te compenseren beperkingen meer.
Is het bedrag uit het Wlz-pgb echter niet voldoende, dan zal het college je wel nog hulp bij het huishouden moeten verstrekken zodat ook jouw beperkingen gecompenseerd zijn.
Opvoedondersteuning voor ouders is een vorm van jeugdhulp en valt dus onder de Jeugdwet. Het maakt daarbij niet uit of de ouder zelf een beperking heeft.
Het kan zijn dat je als ouder vanwege je beperking ook andere ondersteuning nodig heeft. Bijvoorbeeld ondersteuning om weerbaarder te worden naar anderen of ondersteuning bij de organisatie van het huishouden en de financiën. In dat geval valt je als ouder onder de doelgroep van de Wmo 2015 en zou voor die begeleiding een Wmo-voorziening geboden kunnen worden.
De gemeente kan uw voorziening in twee vormen verstrekken:
U moet bij het aanvragen van een voorziening aangeven voor welke vorm u kiest. Uitgangspunt is dat een u een maatwerkvoorziening in natura krijgt. U kunt wel vragen om een persoonsgebonden budget..
Uw gemeente kan bepalen dat de voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn. Over het algemeen geldt dat een maand niet als een langdurige periode wordt gezien. Mogelijk kunt u wel gebruik maken van een rolstoel of een leenrolstoel via uw thuiszorgorganisatie.
U heeft het recht om aan de gemeente te vragen om een overzicht van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. Ook kunt u de gemeente vragen om uw dossier in te zien en/of om kopieën van de stukken die in uw dossier zijn opgenomen. De gemeente kan voor het maken van de kopieën een kleine bijdrage vragen. Er gelden wel regels voor de inzage van uw dossier. Zie Inzage in uw dossier voor meer informatie.
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt.
Uw gemeente kan bepalen dat sommige voorzieningen voorrang hebben op andere. Dat betekent dat de gemeente eerst onderzoekt of deze voorzieningen uw beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voldoende compenseren. Deze voorzieningen noemt men primaat.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van :
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk, dan wel door gebruik te maken van algemene voorzieningen, uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in en om de woning. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld helpen bij het duwen van uw rolstoel.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikl 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in en om de woning. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld helpen bij het duwen van uw rolstoel.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kenissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
In de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemene voorziening is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk (artikel 5.2.9 Wmo 2015) dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 215) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk (artikel 5.2.9 Wmo 2015) dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 215) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikel 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening.
Een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen kunt u in natura dan wel in de vorm een persoonsgebonden budget krijgen. Uitgangspunt is dat een cliënt een maatwerkvoorziening in natura krijgt. De cliënt kan wel verzoeken om een persoonsgebonden budget (pgb).
Het is voor gemeenten niet mogelijk om een persoonsgebonden budget voor beschermd wonen voor cliënten die thuis willen wonen op voorhand uit te sluiten.
Gebruikelijke hulp
Wel kan het college van geval tot geval de beoordeling maken of een er sprake is van gebruikelijke hulp, die in de weg staat voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen. Klik hier voor meer informatie over gebruikelijke hulp.
Als het college na individueel onderzoek vindt dat er in uw situatie (deels) gebruikelijke hulp aanwezig is (bijvoorbeeld bij het bieden van onderdak en toezicht), dan is het de vraag of het noodzakelijk is om u in aanmerking te brengen voor beschermd wonen of dat het college kan volstaan met bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget voor begeleiding.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kenissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
In de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemeen gebruikelijk is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van ()
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk, dan wel door gebruik te maken van algemene voorzieningen, uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in en om de woning. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld helpen bij het duwen van uw rolstoel.
Als u op 31-12-2014 een AWBZ-indicatie voor beschermd wonen (ZZP, categorie C) had, houdt u aanspraak op beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar tenminste tot 1 januari 2020. Indien de huidige indicatie een kortere looptijd heeft, dan heeft u aanspraak op beschermd wonen slechts voor de resterende duur van die indicatie
De gemeente kan in samenspraak met u wel een nieuw ondersteuningsarrangement treffen dat in de plaats treedt van het overgangsrecht. Deze nieuwe indicatie kan dan ook ingaan vóórdat het overgangsrecht is afgelopen.
Als u op 31-12-2014 een AWBZ-indicatie voor beschermd wonen in de vorm van een pgb had, houdt u aanspraak op beschermd wonen gedurende een nog vast te stellen termijn, maar tenminste tot 1 januari 2020.
Het overgangsrecht om de aanspraak te verzilveren in de vorm van een pgb liep echter tot en met 31-12-2015. U kunt de aanspraak op beschermd wonen vanaf dan voortzetten in natura.
Al u in aanmerking wil komen voor een pgb op grond van de Wmo 2015, kunt u daartoe een aanvraag indienen. Het college beoordeelt of wordt voldaan aan de voorwaarden die gelden om in aanmerking te komen voor een pgb op grond van de Wmo 2015
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Gebruikelijke hulp is breder dan gebruikelijke zorg en ziet ook op andere onderdelen dan alleen het voeren van een huishouden, bijvoorbeeld op bij het verplaatsen in en om de woning. Een huisgenoot kan u bijvoorbeeld helpen bij het duwen van uw rolstoel.
Het persoonsgebonden budget (PGB) houdt in dat de gemeente u één bedrag geeft voor de kosten van een voorziening. U mag zelf weten waar u die voorziening aanschaft. Uw gemeente mag bepalen dat u van het bedrag ook onderhoud, reparatie en/of verzekering moet betalen. De hoogte van het PGB moet u altijd in staat stellen een voorziening te kopen vergelijkbaar met de voorziening die de gemeente in natura zou hebben verstrekt. Het PGB wordt vrijwel altijd verstrekt voor een bepaalde periode. U heeft binnen die periode dan geen recht meer op dezelfde voorziening.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) of met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
U kunt in aanmerking komen voor begeleiding onder de Wmo wanneer dit noodzakelijk is ter ondersteuning van de zelfredzaamheid of participatie, of ten behoeve van opvang of beschermd wonen. Echter wanneer het gaat om een minderjarige, dan valt de begeleiding van de minderjarige onder de Jeugdwet. Een uitzondering hierop is de begeleiding voor jeugdigen die thuis wonen en zware zorg nodig hebben (dit wordt ook wel 'intensieve kindzorg' genoemd).
De intensieve kindzorg zijn meestal meervoudig complex gehandicapte kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. De zorg bestaat dan bijvoorbeeld uit een combinatie van verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding. De begeleiding valt dan onder de Wlz. Voor personen die aanspraak maken op de Wlz, geldt dat het volledige zorgpakket Wlz, naast verblijf, persoonlijke verzorging, verpleging, behandeling, het individueel gebruik van mobiliteitshulpmiddelen en vervoer naar dagbesteding en dagbehandeling, ook uit begeleiding bestaat.
Mensen in detentie hebben geen recht op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Gedetineerden komen in aanmerking voor voorzieningen welke worden verstrekt door de Dienst Justitiële inrichtingen. Dat geldt niet alleen voor hulpmiddelen, maar ook voor begeleiding, persoonlijke verzorging en thuiszorg (zie ook Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Daarnaast zijn er verschillende vormen van verlof.
In het algemeen geldt voor gedetineerden dat zij tijdens hun verlof (voor zover nodig) op kosten van Justitie recht hebben op voortzetting van de hulpmiddelen en/of begeleiding die zij in de justitiële inrichting ook verstrekt krijgen.
Nee, de aandoening is niet van doorslaggevend belang om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening.
De doelgroep van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie betreft cliënten met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. De oorzaak van de beperking, de chronische psychische of psychosociale problemen, is niet relevant. Dit betekent bijvoorbeeld dat cliënten met een 'Moeilijk Objectieveerbare Aandoening' (MOA) ook in aanmerking kunnen komen voor maatschappelijke ondersteuning.
Dat de aandoening niet van doorslaggevend belang is voor de compensatieplicht van het college gold ook onder de Wmo 2007. Dit betrof destijds een wezenlijk verschil met de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), waarin de beperking het gevolg moest zijn van een ziekte of gebrek (artikel 2 lid 1 WVG juncto artikel 1 lid 1 onder a Wvg).
Gebruikelijke hulp is de hulp die in het algemeen mag worden verwacht van uw echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen. Gebruikelijke zorg is de zorg die gezinsleden normaal aan elkaar verlenen binnen het huishouden, omdat ze samen verantwoordelijk zijn voor dat huishouden. Is iemand binnen uw huishouden door een probleem of gebrek niet in staat huishoudelijke taken te verrichten, dan mag de gemeente van de andere personen in uw huishouden verwachten dat zij (een deel van) de taken overnemen. Uw gemeente mag zelf bepalen van welke personen dat wordt verwacht. De gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat van kinderen beneden een bepaalde leeftijd niet kan worden verwacht dat ze bepaalde taken overnemen.
Tot het sociale netwerk behoren uw vrienden, familie, buren en kenissen. Belangrijk in de Wmo is dat u eerst kijkt of u met hulp van uw netwerk uw probleem kan oplossen.
Daarnaast kunt u kijken of uw probleem opgelost kan worden met hulp van een mantelzorger. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie u regelmatig contact houdt. De mantelzorger en u hoeven niet per se in één huis te wonen.
Mantelzorg kan echter niet verplicht worden. Wanneer niemand mantelzorg wil of kan leveren, zal het college wel een maatwerkvoorziening moeten verstrekken. Alleen wanneer er wel mantelzorg beschikbaar is, kan het college bij het bepalen van de ondersteuning hier rekening mee houden.
n de wet staat dat u pas recht heeft op een maatwerk (dat wil zeggen speciaal op u gerichte) voorziening als er geen algemene voorziening is die uw beperkingen compenseert. Als de gemeente een algemene voorziening heeft die voor u ook een oplossing biedt dan komt u dus niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten. Hierbij is niet eerst onderzoek nodig naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De algemene voorziening is toegankelijk en gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Een voorziening in natura is een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld. Biedt de gemeente u een voorziening in natura aan, dan hoeft u zelf niets te regelen. Heeft u bijvoorbeeld een rolstoel nodig, dan krijgt u rechtstreeks een rolstoel, en heeft u bijvoorbeeld hulp bij het huishouden nodig, dan komt iemand de toegekende hulp bieden.
Verstrekt de gemeente u een voorziening in natura, bijvoorbeeld een douchestoel, dan beslist ze of u de eigenaar van de voorziening wordt of dat u de voorziening in bruikleen krijgt.
De zorg en ondersteuning op grond van de Wmo eindigt maximaal 5 dagen nadat u een indicatiebesluit heeft ontvangen op grond van de Wlz.
Toelichting
De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren als u aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. Het bezit van een Wlz-indicatiebesluit is hiervoor al voldoende. De gemeente hoeft formeel gezien dus niet te wachten tot u daadwerkelijk zorg op grond van de Wlz ontvangt. Het zorgkantoor is vanaf het moment dat een u een indicatie heeft voor Wlz-zorg verantwoordelijk voor de inkoop, toewijziging en bekostiging van de zorg.
Omdat bij een indicatie voor Wlz-zorg vaak niet bekend is of overbruggingszorg nodig is, of er voldoende capaciteit in de regio beschikbaar is en in welke vorm de cliënt de zorg wil gaan ontvangen (verblijven in een instelling, een volledig pakket thuis, modulair pakket thuis of pgb) wordt het zorgkantoor integraal verantwoordelijk voor zorg in natura. Het zorgkantoor heeft zorgplicht en moet samen met u en zorgaanbieders zoeken naar een passende oplossing binnen redelijke termijnen.
Om een goede overdracht mogelijk te kunnen maken en de zorg vanuit de Wlz te kunnen regelen, is afgesproken om de zorg en ondersteuning nog maximaal 5 dagen te vergoeden vanuit de Wmo. Na deze periode zal de zorg worden geregeld en vergoed worden vanuit de Wlz en onder verantwoordelijkheid van het zorgkantoor.
Met zelfredzaamheid wordt bedoeld dat u in staat moet kunnen zijn tot het (uit)voeren van :
Klik Zelfredzaamheid voor meer informatie over wat hier onder wordt verstaan.
Wat belangrijk is in de Wmo is dat u als burger eerst kijkt of u niet zelf of samen met uw directe omgeving (bijvoorbeeld huisgenoten, famile, buren, vrienden) uw probleem kan oplossen of verminderen. Het is de bedoeling in de Wmo dat u zich inspant om uw eigen situatie te verbeteren of dat u kijkt of uw partner of familielid u misschien kan helpen om uw probleem op te lossen.
U kunt slechts een maatwerkvoorziening krijgen van de gemeente als u niet zelf (op eigen kracht) met hulp van uw huisgenoten ( gebruikelijke hulp), met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk, dan wel door gebruik te maken van algemene voorzieningen, uw problemen kunt oplossen en deel kunt nemen aan de samenleving.
Als je aanspraak hebt op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een Wlz-instelling, hoeft het college geen maatwerkvoorziening te verstrekken [WET_CONTAINER]artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015[/WET_CONTAINER].
Artikel 8.6a Wmo 2015 bevat enkele uitzonderingen op deze hoofdregel, echter begeleiding wordt hierin niet als uitzondering genoemd.
Als je een Wlz- indicatie voor verblijf hebt en je wilt aanspraak maken op begeleiding, moet je je dus melden bij het zorgkantoor. Op grond van artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 is de gemeente in dit geval dus niet verantwoordelijk voor de begeleiding van cliënten met een Wlz-verblijfsindicatie.
Het burgerservicenummer (bsn) is een buitengewoon privacygevoelig nummer omdat via dat nummer heel veel, ook zeer privacygevoelige informatie over burgers kan worden achterhaald. Er gelden daarom ook specifieke regels voor het gebruik van het bsn. Kort gezegd komt het er op neer dat een organisatie het bsn alleen mag gebruiken als er een wet is die dit uitdrukkelijk bepaalt.
Nu bepaalt de Wmo 2015 uitdrukkelijk (artikel 5.2.9 Wmo 2015) dat gemeenten en aanbieders van maatschappelijke ondersteuning bij de verstrekking van gegevens het bsn gebruiken met het doel, kort gezegd, te waarborgen dat er geen verwisseling van personen plaats vindt bij het uitwisselen van persoonsgegevens. Daartoe bepaalt de wet ook dat gemeenten en aanbieders in hun eerste contact met de burger zijn bsn vaststellen zodat ze dit in hun gegevensuitwisseling kunnen gebruiken.
Het wijkteam is daarmee verplicht om het bsn te vragen en ook te gebruiken bij het gegevensverkeer met de gemeente en met aanbieders van maatschappelijke ondersteuning.
Nee, het college hoeft dit niet te doen.
De Wmo 2015 en de Awb verplichten het college niet om je te herinneren aan een naderende einddatum van een lopende voorziening en te wijzen op het belang van het tijdig doen van een nieuwe melding. Het is je eigen verantwoordelijkheid om bij afloop van de geldigheidsduur van een lopende indicatie, tijdig een aanvraag (lees: melding in de Wmo 215) te doen voor de voortzetting hiervan.
Terugwerkende kracht
In een uitspraak van de CRvB hierover had het voor de cliënt duidelijk kunnen en moeten zijn, dat de uitbetaling van het pgb wegens het aflopen van de eerdere indicatie was beëindigd. Cliënt had moeten nagaan wat de reden was van het uitblijven van die betaling. Dit heeft de cliënt niet gedaan en pas later wordt een nieuwe aanvraag ingediend. Volgens de CRvB leidt dit ertoe dat het voor rekening en risico van de cliënt moet blijven dat niet tijdig een nieuwe aanvraag om hulp bij het huishouden is ingediend, zodat het college ook niet de voorziening met terugwerkende kracht hoefde toe te kennen.
Hoewel het college niet verplicht is om je te herinneren aan de afloop van de indicatie, is het wel voorstelbaar dat gemeenten er uit het oogpunt van coulance en zorgvuldigheid toch voor kiezen om je te informeren over de afloop van de indicatie.
Klik hier voor meer informatie.
Nee, de besteding van het pgb mag niet beperkt worden tot de geïndiceerde voorziening. U mag het pgb besteden aan een andere voorziening, mits het pgb wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.
Wat indien de voorziening naar wens duurder is?Indien de voorziening welke u wenst duurder is dan de geïndiceerde voorziening, dan mag de gemeente het meerdere deel weigeren.
VoorbeeldU mag een pgb voor een handbewogen rolstoel besteden aan een elektrische rolstoel, omdat het doel (verplaatsen in en om de woning) hetzelfde is. Stel dat een handbewogen rolstoel €2000 kost en een elektrische rolstoel €3500, dan mag het college weigeren om een pgb te verstrekken voor het verschil van €1500.
Mag u dan kiezen wat u wil binnen het vooraf bepaalde doel?Nee, het college moet namelijk vóóraf aan de toekenning de kwaliteit van de aan te wenden ondersteuning beoordelen. Het pgb wordt niet verstrekt wanneer het college de voorziening niet veilig, niet doeltreffend of niet cliëntgericht acht.
Wat als achteraf blijkt dat het pgb toch verkeerd is besteed?Als u het pgb toch ongeoorloofd of aan een ander doel inzet dan waarvoor deze is verstrekt, dan kan het college het besluit waarbij het pgb is toegekend intrekken.
Ja, dat kan. Er is dan sprake van een nieuwe verstrekking en er mag dus ook opnieuw een bijdrage in de kosten worden opgelegd. De termijnen voor de bijdrage in de kosten beginnen dan ook opnieuw te lopen.
Dat betekent dat ook dat de op dit moment geldende wettelijke regels en het daarbij behorende gemeentelijke beleid van toepassing is. De bijdrage in de kosten zijn niet meer gekoppeld aan een vaste periode en kan worden gevraagd zolang u gebruik maakt van de maatwerkvoorziening in natura of het persoonsgebonden budget, met als maximum de kostprijs van de voorziening. De kostprijs betekent het bedrag dat de gemeente kwijt is aan de voorziening. Er mag dus een bijdrage in de kosten worden gevraagd totdat de kostprijs van de nieuwe voorziening is bereikt.
Zie hier voor meer informatie.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen verstrekken, moet je op eigen kracht in staat zijn tot een redelijke waardering vanje belangen. Je moet immers contracten sluiten met aanbieders.
Wanneer je zelf niet in voldoende mate in staat bent tot een redelijke waardering van je belangen, kan iemand uit je sociale netwerk of een vertegenwoordiger die wellicht (nog) niet tot je sociale netwerk behoort je ondersteunen.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger kan zijn een persoon of rechtspersoon. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de:
en als bovengenoemde personen of rechtspersonen ontbreken:
en als ook deze personen ontbreken:
Taak
Het is de taak van de vertegenwoordiger om je bij te staan in je belangen. Dit houdt concreet in het ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren. Het beheer van het pgb valt daar niet onder. Het budgetbeheer behoort immers tot de taken van de Sociale Verzekeringsbank.
Nee, dat is afhankelijk van wie het initiatief tot een heronderzoek komt, van de gemeente of van de cliënt.
De gemeente
Als de gemeente zelf de situatie van de cliënt wilt heronderzoeken, gaat het om een heronderzoek als bedoel in artikel 2.3.9 Wmo 2015. Dit is geen melding omdat de actie vanuit de gemeente komt. De gemeente gaat dan zelf onderzoeken of je nog aanspraak hebt op de voorziening, of de voorziening nog adequaat is en of er andere wijzigingen in je situatie zijn. In dit geval hoef je geen aanvraag in te dienen. Het gaat namelijk om een onderzoek vanuit de gemeente en geen melding/vraag van jezelf. Ook hoeft het college geen onderzoeksverslag naar je te sturen en geldt de termijn van 6 weken voor een aanvraag ook niet. Het onderzoek hoeft niet zo uitgebreid te worden gedaan, omdat je al bekend bent bij de gemeente. Toch zal moeten worden gekeken of je situatie nog hetzelfde is.
De cliënt
Wanneer jezelf meer zorg of andere zorg wilt, moet dit als een nieuwe melding gezien worden en door de gemeente behandeld worden als elke andere melding. Na het onderzoek moet je dan ook een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente zal in dit geval ook een volledig onderzoek moeten doen. Enkel kijken naar je dossiers is niet voldoende want de hele procedure van melding en aanvraag geldt.
Het feit dat je nog behandeling kunt ondergaan, betekent niet altijd dat je niet meer in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor begeleiding.
De gemeente mag in het kader van de eigen kracht van je verwachten dat je gebruik maakt van de behandelmogelijkheden en dat je, je ten volle inspant om de behandeling optimaal te laten verlopen. Het college moet wel aannemelijk maken dat de behandeling succesvol kan zijn.
Als uit medisch advies blijkt dat het aannemelijk is dat de behandeling succesvol is, mag het college hier rekening mee houden bij het stellen van een indicatie. Het college kan dan bijvoorbeeld je minder begeleiding toekennen en voor een bepaalde of kortere duur. Bijvoorbeeld een indicatie voor 6 maanden en een heronderzoek na deze 6 maanden om te zien of er al vorderingen zijn gemaakt met de behandeling.
Begeleiding en behandeling kunnen dus naast elkaar bestaan.
Ja, in een uitzonderlijk geval kan een hulphond onder de compensatieplicht vallen van de Wmo 2015. De kosten van een hulphond worden soms vergoed door de zorgverzekeraar. Dat geldt alleen voor:
Als de hulphond vergoed wordt vanuit de Zvw dan kan hiervoor geen beroep worden gedaan op de Wmo.
Er zijn echter meer soorten hulphonden, zoals de PTSS hulphond en de diabetes hulphond. De vraag hierbij is of een dergelijke hulphond daadwerkelijk beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie compenseert. Als de bijdrage van een hulphond nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen is, kan dat voor de gemeente een reden zijn om (de opleidingskosten van) een hulphond te weigeren.
Begeleiding bij vrijetijdsbesteding (uitstapjes, winkelen, boodschappen doen) kan onder de Wmo 2015 vallen. Onder begeleiding wordt verstaan: 'activiteiten gericht op het bevorderen van “zelfredzaamheid en participatie” van de cliënt zodat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.
Participatie en zelfredzaamheid
Onder participatie wordt verstaan de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate:
Bovenstaande activiteiten kunnen ook onder de vrijetijdsbesteding vallen. Wanneer je begeleiding bij deze activiteiten nodig hebt, dan kun je deze begeleiding van de gemeente ontvangen, tenzij de gemeente van mening is dat je al voldoende in staat bent om maatschappelijke te participeren, om mee te doen in de samenleving.
Ook de hulp bij algemene dagelijkse dingen tijdens uitstapjes kan onder de Wmo 2015 vallen, zoalshulp bij eten/drinken, toiletbezoek, bewegen en lopen.
Aanvaardbare maatschappelijke participatie.
De gemeente mag bij de beoordeling of begeleiding bij de activiteit moet worden toegekend wel rekening houden met de aanvaardbare maatschappelijke participatie. Je hoeft dus niet alle activiteiten of uitstapjes te kunnen doen. De gemeente moet jouw in staat stellen om op een aanvaardbare manier mee te kunnen doen in de samenleving.
Wat precies voldoende participeren is, kan niet in het algemeen worden uitgelegd. Dit zal de gemeente in elk individueel geval moeten bekijken.
In de Jeugdwet staat dat gemeenten moeten zorgen voor hulp aan kinderen met opgroeiproblemen, gedragsproblemen, een verstandelijke beperking of psychische problemen en stoornissen.
De gemeente gaat uit van de eigen mogelijkheden (eigen kracht) van u en uw kind. Bijvoorbeeld door hulp te vragen van familie, buren of vrienden. Als dat niet lukt, bekijkt de gemeente welke hulp uw kind nodig heeft en bij uw kind past. Dat kan kortdurende eenvoudige hulp zijn, maar ook langdurige specialistische hulp.
Ook regelt de Jeugdwet dat de gemeente moet zorgen voor preventie. Door preventiemaatregelen kan de gemeente voorkomen dat problemen van kinderen verergeren. Verder moet de gemeente zorgen voor goede uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
De hulpverlener houdt een dossier bij over de hulp voor uw kind. In dat dossier staat welke problemen uw kind heeft. Er staat ook in wat de hulpverlener doet om uw kind te helpen. Verder kan er ook informatie in staan van andere hulpverleners die een rol hebben bij de hulp aan uw kind. Soms verstrekt de hulpverlener informatie uit het dossier aan anderen. Vaak moet u dan eerst toestemming daarvoor geven. Als de hulpverlener informatie aan anderen geeft, staat dat in het dossier. Ook staat in het dossier of de informatie is gegeven mét of zónder uw toestemming.
U kunt een eigen verklaring laten opnemen in het dossier. In deze verklaring kunt u uw mening geven over de hulp aan uw kind. Persoonlijke aantekeningen van de hulpverlener kunnen ook in het dossier staan. Deze informatie blijft altijd alleen voor de hulpverlener.
U en uw kind kunnen het dossier inkijken. Dat kan als:
Natuurlijk kan ook de hulpverlener die het dossier bijhoudt, in het dossier. Ook een andere hulpverlener die uw kind helpt, kan in het dossier. Anderen die het dossier willen inkijken, moeten eerst toestemming vragen aan u en/of uw kind.
* Zodra uw kind 16 jaar is, kunt u het dossier pas inkijken als uw kind daarvoor toestemming geeft. Behalve als uw kind de eigen situatie niet goed kan inschatten. Dan kunt u het dossier inkijken totdat uw kind 18 jaar is.
Nee, totdat uw kind 18 jaar is, kan uw kind daar niet zelf over beslissen. Behalve als u - als ouders met gezag - daarmee instemt. Zodra u, of de andere ouder met gezag het er niet mee eens is dat uw kind ergens anders gaat wonen, kan uw kind niet zelf beslissen ergens anders te gaan wonen.
Als uw ex-partner gezag heeft, dan heeft uw ex recht op inzage in het dossier. Dit geldt in ieder geval totdat het kind 16 jaar is. Uw ex-partner krijgt alleen inzage in de informatie over uw kind. Staat er ook informatie over uzelf in het dossier? Dan moet u eerst toestemming geven voordat uw ex-partner deze informatie kan inzien.
Heeft uw ex-partner geen gezag? Dan krijgt hij geen inzage in het dossier.
Ja, bepaalde informatie moet door het jeugdteam of de gemeente vernietigd worden als u daarom vraagt. Bijvoorbeeld als er onjuiste informatie in het dossier zit. Of als er informatie in het dossier zit die niet van belang is voor de hulp die uw kind nodig heeft.
Is uw kind 16 jaar of ouder? Dan kunt u het niet zelf vragen. Alleen uw kind kan dan vragen om vernietiging van de informatie.
Vaak is het dan niet mogelijk dat uw kind de hulp krijgt. Hulp voor uw kind is alleen mogelijk als beide ouders met gezag daarmee instemmen. Dit geldt in ieder geval totdat uw kind 16 jaar is. Vanaf dan kan uw kind zelf beslissen over de hulp.
Als de andere ouder met gezag niet wil dat uw kind hulp krijgt, kan de hulp niet doorgaan. Er is één uitzondering wanneer uw kind tussen de 12 en 16 jaar is: als uw kind de eigen situatie goed kan inschatten en duidelijk aangeeft de hulp te willen, kan hulp toch mogelijk zijn. De hulpverlener moet het daar dan mee eens zijn.
Ouders hebben recht op informatie over de hulp aan uw kind. U kunt bij de hulpverlener het dossier over uw kind opvragen. De hulpverlener moet u dan een kopie van het dossier sturen. Het kan zijn dat u bepaalde informatie uit het dossier niet krijgt. Bijvoorbeeld informatie over andere personen. U hebt namelijk alleen recht op de informatie over uw kind.
Dit is in ieder geval zo totdat uw kind 16 jaar is. Vanaf 16 jaar moet uw kind eerst toestemming geven voordat u het dossier krijgt. Behalve als uw kind niet kan inschatten wat de eigen situatie is en welke gevolgen deze beslissing heeft.
Ja. Het beste is om dit vooraf te vertellen aan de medewerker van het jeugdteam. Maar ook als u het niet vertelt, mag het. Let op! U mag de opname niet laten horen aan anderen. De opname mag u alleen gebruiken voor uzelf, zodat u terug kunt luisteren naar wat er gezegd is in het gesprek.
Wilt u de opname toch laten horen aan iemand anders? Dan moet u eerst toestemming vragen aan de medewerker(s) met wie u het gesprek had.
Dat mag alleen als de andere ouder met gezag daar toestemming voor geeft. In het gesprek wordt er namelijk gesproken over uw kind en de hulp die uw kind nodig heeft. Die informatie mag niet zomaar gedeeld worden met andere personen dan de ouders, zoals een nieuwe partner. Daarom is toestemming nodig van de andere ouder die niet aanwezig is bij het gesprek.
Nee, persoonlijke aantekeningen van de hulpverlener krijgt u niet te zien. De hulpverlener maakt aantekeningen over de indrukken, vermoedens of vragen die hij of zij heeft. Deze aantekeningen staan in het dossier over de hulp voor uw kind. Ze zijn enkel bedoeld voor de hulpverlener zelf. Als u het dossier inkijkt, krijgt u deze aantekeningen dus niet te zien.
Nee, voor de aanmelding van een hulpvraag bij het jeugdteam is geen toestemming nodig van de andere ouder met gezag. Ook voor het voeren van verkennende gesprekken over de hulpvraag is geen toestemming nodig. Wel moet het jeugdteam de andere ouder hierover informeren.
Pas als uw kind de hulp gaat krijgen is wel toestemming nodig van de andere ouder met gezag. Dit geldt totdat uw kind 16 jaar is.
Een ondersteuningsplan* voor de hulp die uw kind gaat krijgen, hoeft u niet te ondertekenen. In het ondersteuningsplan staat welke hulp het jeugdteam of de gemeente nodig vindt. Uw mening is belangrijk bij het maken van het plan. Maar het zal niet altijd lukken het plan daar volledig mee in overeenstemming te brengen. Bent u het niet eens met het plan? Dan hoeft u het plan niet te ondertekenen.
Wilt u wel hulp voor uw kind, maar andere hulp dan in het ondersteuningsplan omschreven staat? Dien dan een aanvraag in. De gemeente neemt dan een beslissing. Bent u het niet eens met die beslissing? Dan kunt u bezwaar maken.
* Het ondersteuningsplan wordt soms ook gezinsplan of plan van aanpak genoemd.
Ja, u moet uw ex-partner informeren over de hulp aan jullie kind. Ook als uw ex geen contact heeft met jullie kind. Dit geldt in ieder geval totdat het kind 16 jaar is. Doet u dit niet? Dan kan uw ex-partner informatie opvragen bij de hulpverlener van uw kind. De hulpverlener geeft uw partner dan dezelfde informatie over uw kind die u ook heeft.
Dat hangt af van de leeftijd van uw kind. Totdat uw kind 16 jaar is, krijgt u alle informatie over de hulp aan uw kind. Ouders met gezag hebben daar recht op. Zij mogen weten hoe het met hun kind gaat.
Zodra uw kind 16 jaar is, krijgt u pas informatie als uw kind daarmee instemt. Behalve als uw kind de eigen situatie niet goed kan inschatten. Dan krijgt u de informatie totdat uw kind 18 jaar is.
Ja, in ieder geval totdat het kind 16 haar is. Toestemming is nodig van de ouders met gezag. Ook als beide ouders het gezag hebben, maar gescheiden zijn. Maar als een van de ouders niet het gezag heeft, is toestemming van die ouder dus niet nodig. Het kind kan dan hulp krijgen als de ene ouder met gezag toestemming daarvoor geeft.
Vanaf het moment dat het kind 12 jaar is, moet het kind zelf ook toestemming geven voor de hulp. Zodra het kind 16 is, hoeft alleen het kind zelf toestemming te geven. Toestemming van de ouders is dan niet meer nodig. Behalve als het kind de eigen situatie niet goed kan inschatten. In dat geval is toch toestemming van de ouders met gezag nodig.
Gaat het om hulp voor het kind, waarbij het kind buiten het gezin verblijft? Dan is altijd toestemming van de ouders met gezag nodig. Dit geldt totdat het kind 18 jaar is.
Ja, dat kan verschil maken. In het algemeen geldt dat u de hulp voor uw kind moet regelen via de gemeente waar u (ouder met gezag) woont. Maar het kan zijn dat u de hulp in een andere gemeente moet vragen.
Ouders hebben recht op informatie over hun kind. U kunt de hulpverlener vragen om informatie uit het dossier over uw kind. De hulpverlener moet u dan het dossier laten inkijken of u kopieën geven van informatie uit het dossier.
Bepaalde informatie uit het dossier mag u niet zien. Bijvoorbeeld informatie over andere personen. U hebt namelijk alleen recht op de informatie over uw kind. Persoonlijke aantekeningen van de hulpverlener kunnen ook in het dossier staan. Deze informatie blijft altijd alleen voor de hulpverlener.
Dit geldt in ieder geval totdat uw kind 16 jaar is. Vanaf 16 jaar moet uw kind eerst toestemming geven voordat u informatie uit het dossier krijgt. Behalve als uw kind niet kan inschatten wat de eigen situatie is en welke gevolgen deze beslissing heeft.
Het kan zijn dat u niet tevreden bent over de kwaliteit van de hulp die uw kind krijgt of de hulpverlener. Daarover kunt u een klacht indienen bij de organisatie waarvoor de hulpverlener werkt. Vraag de hulpverlener hoe u dit kunt doen.
Het kan zijn dat u niet tevreden bent met gedrag van een medewerker van de gemeente. Daarover kunt u een klacht indienen bij de gemeente zelf. Dat kan telefonisch, per brief, per e-mail of door langs te gaan bij de gemeente.
Als u zich bij de gemeente heeft gemeld voor schuldhulpverlening, moet u maximaal vier weken wachten op het intakegesprek. Bij een bedreigende situatie is de wachttijd maximaal drie werkdagen. Er is sprake van een bedreigende situatie bij:
Dient u beroep in bij de rechter? De rechter kan bepalen dat iemand de kosten van het proces moet betalen. Dit kan voor de gemeente gelden maar ook voor u.
Preventie betekent het voorkomen van problematische schulden. De gemeente is verplicht om preventieve maatregelen te nemen, zoals:
Er is sprake van een bedreigende situatie bij:
Voor toelating tot de WSNP gelden niet alleen voorwaarden. Er zijn op situaties waarin geen toegang krijgt tot de WSNP. Het gaat om: