Statushouders die lang in de asielopvang moeten verblijven en in die periode vaak verhuizen, leren de Nederlandse taal minder goed. Op de lange termijn hebben ze ook minder kans om betaald werk te vinden of anderszins mee te doen in de samenleving. Dat concluderen onderzoekers na het jarenlang volgen van een groep Syrische vluchtelingen die tussen 2014 en 2016 een verblijfsvergunning kregen.
Het onderzoek is een gezamenlijk project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC), de Erasmus Universiteit Rotterdam, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Zij keken hoe het asielbeleid van de afgelopen jaren in de praktijk uitpakte.
Het inburgeringstraject dat statushouders moeten doorlopen, heeft een positief effect op taalbeheersing en baankansen. Mensen die dit traject met goed gevolg afronden, zitten minder vaak in de bijstand en vinden sneller vast werk. Die verschillen blijven ook op de langere termijn bestaan. Ook helpt het als mensen iets te doen hebben in de periode dat zij in de asielopvang zitten, bijvoorbeeld taallessen of werk.
De onderzoekers bepleiten een kortere opvangduur, en het actief aanbieden van een dagbesteding. Dat staat “ver af” van de plannen van het huidige kabinet, realiseren zij zich. “Daardoor zullen asielzoekers eerder langer in een asielzoekerscentrum blijven wonen. Waar door de voorgenomen versobering van de opvang minder ruimte is voor participatie.”