Het gaat de goede kant op met de financiële situatie van de Nederlandse huishoudens. Dat staat in het Nibud-rapport Geldzaken in de praktijk 2024. Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) onderzocht voor de 6e keer hoe huishoudens er financieel voor staan.
Het percentage huishoudens dat makkelijk of zeer makkelijk kan rondkomen is sinds 2018 gestegen, van 34 naar 42 procent. Het percentage huishoudens dat moeite heeft met rondkomen is gedaald, maar een derde van de huishoudens knoopt nog altijd met moeite de eindjes aan elkaar.
Uit het onderzoek komen, ondanks de maatregelen, groepen naar voren die op meerdere vlakken financieel kwetsbaarder en onzekerder blijven dan anderen. Zo ervaren huurders minder dan huiseigenaren controle over hun financiële situatie terwijl ze vaker bezig zijn met hun geldzaken. Datzelfde geldt voor huishoudens met lagere en/of wisselende inkomens (ten opzichte van huishoudens met hogere en/of vaste inkomens). Daarnaast komen jongvolwassenen moeilijker rond dan 30-plussers en hebben ook zij vaker zorgen over hun financiële situatie. Voor al deze groepen geldt dat zij bewust met hun geldzaken omgaan, maar dat dit de onzekerheid niet wegneemt.
Het betalen van de vaste lasten krijgt in de meeste Nederlandse huishoudens voorrang op bijvoorbeeld de uitgaven aan boodschappen. De mensen die moeilijk kunnen rondkomen, hebben meer dan gemiddeld moeite met het betalen van de dagelijkse boodschappen, 80 versus 36 procent. Toeslagen kunnen hulp bieden aan huishoudens die minder controle over hun inkomsten hebben (bijvoorbeeld vanwege een wisselend inkomen) en daardoor minder goed kunnen rondkomen. Voor deze huishoudens is het echter niet altijd duidelijk waar ze recht op hebben.
Nibud-directeur Vliegenthart: ‘Het is vaak echt een puzzel: wanneer heb ik waar recht op? Voor flexwerkers en zelfstandigen zijn de vooruitzichten vaak onzeker. De afhankelijkheid van toeslagen is toegenomen, terwijl ook de Commissie Sociaal minimum heeft geconstateerd dat het stelsel te ingewikkeld en ontoegankelijk is geworden. De onzekerheid die dat met zich meebrengt, moet worden opgelost door via inkomensbescherming niet áchteraf, maar vóóraf zekerheid te bieden. Dat geeft grip op je geld en op je leven.’
De financieel kwetsbare groepen hebben minder grip op hun inkomsten, hebben vaker moeite met het betalen van rekeningen en hebben vaak niet voldoende geld achter de hand voor financiële tegenslagen. Ook de energietransitie is voor hen nog onbeheersbaar. Bijna 1 op de 10 huishoudens geeft aan dat zij verduurzaming van hun huis niet kunnen betalen en ongeveer een vijfde kan niet verduurzamen omdat ze afhankelijk zijn van de verhuurder of de VvE, of omdat de woning het simpelweg niet toelaat.
Het zijn voornamelijk huurders en huishoudens met een lager inkomen die geen grotere energiebesparende maatregelen (kunnen) treffen. Een meerderheid van 71 procent zegt op dit moment grip te hebben op de energiekosten, maar onder de huurders en huishoudens met een lager en/of wisselend inkomen is dit percentage significant lager.
Hoewel de meeste mensen sparen, ziet het Nibud dat dit lang niet altijd genoeg is. Ruim een derde heeft het gevoel niet genoeg geld achter de hand te hebben en 41 procent spaart minder dan 10 procent van het inkomen. Ook hier zijn het dezelfde groepen (huurders, huishoudens met lagere/wisselende inkomsten en jongvolwassenen) die achterblijven. ‘Een vijfde heeft minder dan € 1.000 op de spaarrekening. Dat kan dus € 900 zijn, of € 100 of helemaal niks. Deze huishoudens kunnen een tegenslag niet of maar heel nauwelijks opvangen. Dat maakt hen financieel zeer kwetsbaar. Er zijn, kortom, enorme stappen gezet, inkomens zijn gestegen, maar dat is nog maar de helft van het werk. De lastigere helft komt nog.’