De meeste kinderen uit arme gezinnen slagen erin om het armoederisico van hun ouders te ontstijgen. Dat komt naar voren uit nieuw onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor kinderen uit migrantengezinnen is het over algemeen wel lastiger om hoger op de inkomensladder te komen. Zij erven vaker de kans op armoede van hun ouders.
Het statistiekbureau keek naar het inkomen van gezinnen en niet naar bijvoorbeeld hoeveel spaargeld mensen achter de hand hebben. Maar 9,6 procent van de kinderen die in 1995 in een gezin met een laag inkomen woonden, liep 25 jaar later in het eigen huishouden nog steeds risico om in armoede verzeild te raken. Dat betekent dat ruim negen van de tien kinderen niet zoals hun ouders met een laag inkomen te maken hadden.
Bij in het buitenland geboren kinderen uit gezinnen met lage inkomens behield 14 procent nog een risico op armoede. Ook kinderen die in Nederland werden geboren met een of twee buitenlandse ouders “erfden”, zoals het CBS het noemt, relatief vaak het beperkte inkomen van hun ouders. Wanneer gekeken wordt naar herkomstgroepen dan zijn het Marokkaanse Nederlanders die er het vaakst niet in slagen om het armoedegevaar van hun ouders te ontstijgen. Bij Indonesische Nederlanders lukt dit juist het vaakst wel.
Volgens het CBS maakte in totaal bijna 5,5 procent van de inwoners van Nederland in 2020 en 2021 deel uit van een huishouden met een laag inkomen. Dat gaat dan om gezinnen waarvan de inkomsten hoogstens 2170 euro zijn. In 1995 lag die grens omgerekend nog op 1320 euro.