Het Amsterdamse experiment waarbij werkende mensen in de bijstand een zogeheten bijverdienpremie krijgen, is geslaagd. Dat meldt de gemeente Amsterdam maandag op basis van onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en de Universiteit van Amsterdam (UvA). Dankzij de regeling gingen meer mensen aan het werk en werd de bestaanszekerheid van mensen in de bijstand verhoogd, aldus de onderzoekers.
Werkende Amsterdammers in de bijstand konden vanaf 1 maart 2021 een bijverdienpremie van maximaal 219 euro per maand aanvragen. Die premie moest ertoe leiden dat bijstandsgerechtigden gestimuleerd raakten om (parttime) te gaan werken. Uit een eerder experiment in 2018 met 5000 mensen bleek dat de uitstroom naar werk van deelnemers twee keer zo hoog was, vergeleken met bijstandsgerechtigden die niet deelnamen aan het experiment in de hoofdstad.
Naast de premie heeft de gemeente bijstandsgerechtigden gekoppeld aan beschikbare vacatures, parttimers begeleid bij het krijgen van meer werkuren en hen geholpen bij het uitonderhandelen van betere arbeidsvoorwaarden. “Met deze aanpak zijn ondertussen meer dan 300 parttimers begeleid naar volledige uitstroom uit de bijstand”, schrijft wethouder Sociale Zaken Rutger Groot Wassink in een raadsbrief.
“Bestaanszekerheid staat voor veel mensen in de bijstand onder druk. Extra inkomsten uit betaald werk zorgen niet alleen voor een betere financiële situatie, maar ook voor eigenwaarde en een netwerk”, aldus Groot Wassink. De wethouder meldt dat de gemeente zich blijft inzetten “om in Amsterdam de bijverdienpremie structureel beschikbaar te houden”. Volgens de gemeente biedt de huidige Participatiewet van minister Carola Schouten (Armoedebeleid) onvoldoende ruimte om de premie structureel beschikbaar te maken voor bijstandsgerechtigden in elke gemeente. “Deze resultaten laten zien dat een structurele herziening van de landelijke Participatiewet nodig is”, schrijft Groot Wassink.